In de schilderijen van Reinoud van Vught krijgen de verf en het toeval alle kans. Momenten waarop hij de verf uitgiet en slechts een vrije, intuïtieve regie over de uitstromende materie voert, worden echter afgewisseld door meer nadrukkelijke ingrepen. Doorwerkend op de grillige verfsporen, of op de dichtgelopen huid van een door tal van bewerkingen verweerd stuk papier, komen vaak organische en florale motieven naar voren. Van Vught vindt zijn inspiratie in de natuur en in de traditie van de schilderkunst – maar vooral in het schilderij dat hij onder handen heeft: ‘Ik kijk wat de verf en het doek me te vertellen hebben, daar ga ik van uit (…).’
Door het grote gastatelier van De Pont, dat Van Vught in 1994-1995 tot zijn beschikking had, nam de dynamiek van zijn werk toe. Hij ging aan de slag met banen papier van zo’n twintig à dertig meter, die pas later in stukken werden opgedeeld en verder bewerkt; aanvankelijk hadden de vellen geen boven- of onderkant en ontwikkelden ze zich in alle richtingen. En terwijl hij in zijn eigen atelier afhankelijk was van lange droogtijden, werkte hij nu aan tientallen bladen tegelijk: ‘ik kon er overheen lopen, middenin zitten, fysiek heel aanwezig zijn in en rond het werk.’